Doodsoorzaken
In dit verhaal geef ik wat meer inzicht in de verschillende doodsoorzaken van de Artsen tussen 1700 en 1950.
Tegenwoordig overlijdt meer dan de helft van de mensen aan kanker of een hart- en vaatziekte. Tot rond 1900 was ondervoeding en/of een gewone infectieziekte als tuberculose of een longontsteking juist de belangrijkste doodsoorzaak. In combinatie met de vaak slechte leefomstandigheden en armoede leidde dit regelmatig tot de dood. Nu overlijdt vrijwel niemand in Nederland hier meer aan.

Naast ondervoeding en longontstekingen komen ziektes als dysenterie en cholera maar ook allerlei andere, meer hedendaagse, doodsoorzaken aan bod.
De eerste Artsen waarvan ik vrij zeker ben van hun doodsoorzaak, zijn de broers Petrus Arts (1677-1702) en Joannes Arts (1687-1702). Zij zijn zonen van Caspar Arts (1649-1720) en Erken Graet (zie ook het verhaal Het begin).


De broers overlijden elf dagen na elkaar in september 1702. Het blijkt dat er in augustus en september 1702 in totaal negenenveertig personen zijn overleden in Beugen. Maar liefst eenendertig hiervan waren filius/filia (kind van) en dus kind of jongvolwassene. In de periode hiervoor en hierna overleden er maar één of twee mensen per maand (!) in Beugen. Dan denk je al snel aan een besmettelijke ziekte.
Pest kwam in die tijd eigenlijk al niet meer voor en ziektes als pokken, tuberculose en cholera maakten pas in de 19e eeuw zijn slachtoffers. Na lang speuren bleek het uiteindelijk een uitbraak van dysenterie te zijn geweest. Hiervan zijn er drie grote uitbraken geweest in het oosten van Brabant in de 18e eeuw: in 1702, in 1747 en in de periode van 1778 tot 1783.
Dysenterie werd ook vaak de soldatenziekte genoemd. De ziekte werd namelijk vaak meegebracht door doortrekkende legers. Tussen juli en oktober 1702 trok het Brits-Hollandse leger, onder leiding van John Churchill (ja, voorvader van), vanuit Grave langs de Maas naar het zuiden om steden te heroveren op de Spaanse Nederlanden. Precies langs de route van dit leger stierven vele mensen tussen augustus en november. Ik vond een studie uit 1986 van de heer Dings die met veel cijfers duidelijk het verband tussen deze twee gebeurtenissen legt.

“In de 18e eeuw zorgde dysenterie voor veel slachtoffers. Dysenterie of rode loop is een zeer besmettelijke ziekte die met name via vervuild water, ontlasting en direct menselijk contact wordt verspreid. De bacillen veroorzaken een ontsteking van de dikke darm. Hierdoor kregen de mensen koorts, buikkrampen, darmbloedingen en tot wel tientallen keren per dag heftige diarree met veel bloed en slijm (vandaar de naam rode loop). Door de zeer snelle verzwakking en uitdroging stierven mensen vaak al binnen enkele dagen. In een dorp kon zo al gauw 10-15% van de gehele bevolking in enkele weken tijd komen te overlijden.”
Cornelius Arts (1749-1783), de oudste zoon van Jaspar Arts (1721-1779) en Petronella Thomassen uit het verhaal De spekslagers, overlijdt aan dysenterie tijdens de derde grote uitbraak in de 18e eeuw. Meer dan dertig dysenterie doden in Beugen in één maand tijd! Dit keer stond er in het kerkboek wel bijgeschreven dat het om dysenterie ging.

“De zuigelingensterfte (het aantal kinderen dat overlijdt in zijn eerste levensjaar) was tot 1850 zeer hoog; in Brabant was dit al gauw 300 per 1.000 geborenen. Dit betekende dat bijna één op de drie kinderen niet ouder dan één jaar werd! Rond 1950 was dit nog zo’n 40-50 en nu is dit getal nog maar 3½ per 1.000 geborenen.
Naast de hoge zuigelingensterfte overleden mensen, veel vaker dan nu, aan allerlei besmettelijke ziektes. De gemiddelde levensverwachting is door de eeuwen heen dan ook sterk gestegen. Tot 1800 werden de mensen gemiddeld niet ouder dan 30 jaar. Als je nu geboren wordt is de kans groot dat je ouder dan 80 wordt. Vroeger konden mensen ook wel 80 jaar of ouder worden (zoals de 98-jarige Wilhelmina Ardts) maar die kans daarop was simpelweg veel kleiner“.


(1815-1913).
De hoge kindersterfte is goed zichtbaar bij de kinderen van Aart Jaspers Arts (1684-1748) in Beugen. Maar liefst tien van zijn veertien kinderen overlijden tussen 1720 en 1745 als kind. De vier die wel volwassen werden, halen leeftijden tussen de 58 en 72 jaar oud. Jasper zelf werd 63, zijn eerste vrouw Catharina 31 en zijn tweede vrouw Anneke 73 jaar.
Als je het doopboek van Beugen in deze periode bekijkt, dan krijg je een goed beeld bij het fenomeen hoge kindersterfte. Op 1 pagina staan 20 geboortes van augustus 1740 tot mei 1741. Bij 15 kinderen (75%) staat vooraan een X (en overleden jong). De meeste overlijden binnen enkele dagen/maanden, een enkeling wordt een paar jaar oud.

Arnoldus Arts (1793-1870) en Maria Wolters uit Sint Anthonis krijgen in 1820 de tweeling Johanna en Wilhelmina Arts. De zusjes overlijden ‘Drie Uuren’ en ‘Vier Uuren’ na hun geboorte. De overlijdensakte is ondertekend door hun opa Hendrik Arts (1757-1840) die op dat moment burgemeester van Sint Anthonis was (meer hierover in het verhaal dat later volgt over Sint Tunnis).

Regelmatig overleed ook de moeder in haar kraambed. Arnoldus Arts (1825-1873) trouwt in mei 1857 met Helena Hendriks uit Arcen. In mei 1858 krijgt ze een doodgeboren kindje en in juli 1859 krijgt ze wederom een doodgeboren kindje. Tenslotte krijgt ze op 12 september 1860 haar derde doodgeboren kindje en overlijdt ze zelf één dag later.
Ook al overleden kinderen vaak op jonge leeftijd, het verdriet zal er niet minder om geweest zijn. Hier het bidprentje van Wilhelmina Arts (1912-1916) die op 3-jarige leeftijd in Merselo stierf. Met daarop een aangrijpend gedicht dat begint met: “Vader, Moeder, wilt niet treuren. Als ik u zoo vroeg verliet, Maar uw oog ten hemel beuren, Waar gij thans uw Mina ziet !”

De kindersterfte bleef lang hoog. Dit was nog goed te zien in het landbouwersgezin van Johannes Arts (1863-1939) en Jacoba Theunissen. Ze trouwen in 1893 en wonen eerst aan de Vrij in Ledeacker en later op de Peelkant in Sint Anthonis. Vier van hun zeven kinderen worden niet ouder dan negen maanden.

In Amsterdam is het niet veel beter. Vier (van de acht) kinderen van Franciscus Arts (1820-1896) en zijn vrouw Geertrui overlijden binnen twee jaar (zie ook het verhaal De duvelshoek). Eén daarvan overleed aan pneumonia duplex (dubbele longontsteking). Ook twee (van de vier) kinderen van zijn broer Godefridus Arts (1824-1856) overlijden binnen twee jaar. Eén overleed aan stuipen. De zes neefjes en nichtjes Arts overleden tussen 1852 en 1862, precies tijdens een grote cholera uitbraak in Amsterdam.

“In de 19e eeuw waren er vooral in de grote steden regelmatig cholera uitbraken. De steden werden steeds drukker tijdens de Industriële Revolutie met overbevolking tot gevolg. De armen leefden vaak in zeer slechte omstandigheden en hadden vaak geen schoon drinkwater. Cholera is een ziekte veroorzaakt door een bacterie en wordt vooral verspreid door vervuild en besmet drinkwater. De belangrijkste symptomen zijn diarree en uitdroging. Vooral door de snelle uitdroging (en zonder een juiste behandeling) kan cholera dodelijk zijn voor met name baby’s en mensen met weinig weerstand. Zowel in 1849 als 1866 zorgde cholera voor meer dan 20.000 doden in Nederland.

Franciscus zelf is drie keer in het ziekenhuis verpleegd. Twee keer in het Binnengasthuis in het centrum van Amsterdam (in 1856 voor 26 dagen en in 1870 voor 43 dagen). Later in 1892 is hij nog negen dagen verpleegd op de besmettelijke afdeling van het Buitengasthuis. Franciscus overlijdt aan marasmus (ondervoeding) net als zijn schoonzus Catharina Ademmer.


“Het Binnengasthuis was berucht om zijn ellendige toestanden. Volgens een rapport uit 1882 waren de gebouwen slecht en zonder behoorlijke verwarming. De verpleging bestond uit ‘knechten en meiden’ die zich schuldig maakten aan ‘drankmisbruik en mishandeling, de medicijnen verkochten en het voedsel voor zichzelf hielden’. Het Buitengasthuis, net buiten de stad bij Overtoom en oorspronkelijk een pesthuis, werd gebruikt als ziekenhuis voor de allerarmsten. Zo mogelijk waren de toestanden hier nog slechter dan in het Binnengasthuis.”

Ook in Den Bosch waren de Artsen niet best af halverwege de 19e eeuw. Johannes Arts (1811-1848) overlijdt op 36 jarige leeftijd in maart 1848 nog geen jaar na de geboorte van zijn eerste kindje Sophia. En Sophia overlijdt ruim een jaar later in 1849. Moeder Johanna blijft alleen over.
Het gezin van Johannes zijn jongste zus, Rosalina Arts (1827-1861) heeft een nog rampzaliger verloop. Zij krijgt eerst een doodgeboren kindje in 1856, haar tweede kind Petrus wordt vier maanden oud en haar derde kind Ida wordt tien maanden oud. Dan krijgt Rosalina haar vierde kind Henrica in april 1860. Ruim een jaar later overlijdt Rosalina in 1861 op haar 34ste en een dag later ook haar laatste kindje Henrica. Rosalina’s man Martinus blijft alleen over en hertrouwt in 1862.
Ik weet niet wat de doodsoorzaken waren van Johannes, Rosalina en haar vier kinderen. De overlijdensaangifte van Johannes is in ieder geval gedaan door de directeur van het ziekengasthuis. Daarnaast waren er rond 1848 en rond 1860-1865 in Den Bosch zowel cholera als tyfus uitbraken.
“Tyfus is een bacteriële ziekte waarbij de vlektyfus en buiktyfus het bekendst zijn. De verspreiding van vlektyfus gaat met name via vlooien en luizen. Naast hoge koorts en overgeven is er ook vaak huiduitslag. De besmetting van buiktyfus gaat via besmet voedsel/water en ontlasting. Zonder antibioticum (pas vanaf 1930) was de ziekte vaak dodelijk. In Nederland waren er tussen 1850 en 1900 verschillende tyfus uitbraken.”
Tegen het eind van de 19e eeuw zorgt vooral tuberculose voor veel slachtoffers in Nederland. Helena Arts (1849-1919) en haar gezin uit Veghel wordt hier hard door geraakt. Helena trouwt in 1876 met de herbergier/tapper Hendricus van de Laar en ze krijgen samen negen kinderen. Zes van hun kinderen worden nog geen vier jaar oud. Dochter Huberta overlijdt op haar 34e in 1918 aan tuberculosis intestinorum en zoon Antonius (43) overlijdt in 1926 aan tuberculosis pulmonum.
Vader Hendricus overlijdt aan apoplexia (beroerte) in 1916. Helena zelf overlijdt in 1919 ook aan tuberculosis pulmonum (zie hieronder haar overlijdensbriefje). Na 1926 leefde alleen nog de 38-jarige zoon Johannes uit een gezin van maar liefst elf personen.


“Sinds 1865 moet een arts bij iemands overlijden een verklaring opmaken. Dit zogeheten doodsbriefje bevat ook de doodsoorzaak. Zeker de briefjes tot rond 1925 bevatten vaak interessante gegevens; later staat er vaak alleen nog of het een natuurlijke dood is of niet. Je moet wel geluk hebben om een doodsbriefje te vinden; de meeste zijn in de loop van de tijd vernietigd want er was geen bewaarplicht.”
Tot rond de Tweede Wereldoorlog stierven er nog regelmatig mensen aan tuberculose. Zo ook Toon Arts (1896-1941). Hij was timmerman en architect. Hij trouwt met Marie in 1929 en bouwt zijn eigen huis in Wanroij. Omdat Toon tuberculose had stond achterin de tuin een zogeheten tbc huisje. Dit was een klein houten huisje dat kon draaien op een draaischijf (naar de zon, en van de wind af). Toon heeft ook een tijdje in het sanatorium Dekkerswald in Nijmegen gelegen. Het verhaal en de afbeeldingen van Toon heb ik van zijn kleinzoon Marjo Arts gekregen.


“Tuberculose noemde men vroeger ook wel tering of pleuris. Tering komt van verteren, omdat een patiënt vermagert en langzaam wegteert. Pleuris komt van pleura ofwel het long/borstvlies. De tuberculose bacterie zorgt voor ontstekingen in het lichaam. Dit gebeurt vaak in de longen (longtuberculose of tuberculosis pulmonum) maar dit kan bijvoorbeeld ook in de maag en darmen gebeuren (tuberculosis intestinorum). Er was lang geen medicijn en de behandeling werd vooral gezocht in rust, goede voeding en gezonde lucht. Pas met de komst van antibiotica was er een echt medicijn. Rond 1900 was tuberculose de doodsoorzaak bij meer dan 10% van de overledenen in Nederland.”

Daarnaast zijn er vele Artsen overleden aan een beroerte of kanker, maar ik ben ook meerdere verdrinkingen en (verkeers)ongelukken tegengekomen. Verder zijn er ook een heel aantal Artsen overleden door oorlogsgeweld, zowel als burger als militair. Van de meeste Artsen kon ik echter geen doodsoorzaak terug vinden en velen hiervan zullen waarschijnlijk ‘gewoon’ zijn overleden aan ouderdom.
Ik ben verschillende Artsen tegengekomen die zijn verdronken. Zo was daar Piet Arts die als 11-jarig jongetje verdronk in een Amsterdamse gracht. Hij was ‘vanuit een roeiboot in het water van de Rapenburgergracht gevallen’ waarna ‘een politieboot met een sleepdreg het lijk heeft opgehaald’.

Ook heb ik meerdere Artsen gevonden die zijn overleden als gevolg van een verkeersongeluk. Theo Arts (1926-1945) overleed in het ziekenhuis van Veghel na een motorongeluk. Theo was een zoon van Nol Arts (1891-1952) uit Volkel, zie ook het verhaal De biggenmarkt.


(1926-1945).
Ook Robert Arts (1924-1948) uit Wisconsin, USA overlijdt al op jonge leeftijd als gevolg van een motorongeluk. Zie ook het verhaal De emigranten.

Arnoldus Arts (1900-1920) overleed, toen hij 20 jaar oud was, in het Canisius Ziekenhuis in Nijmegen. Bij nader onderzoek bleek hij te zijn ‘getroffen door een schot uit een geweer’ door iemand die ‘uiterst roekeloos en onvoorzichtig omging met een militair geweer geladen met scherpe patronen’. De ‘oorzaak des doods’ was een ‘schotwond door ruggenmerg’.

Johann Artz was een achterkleinzoon van Jasper Arts (1823-1897) die rond 1855 van Cuijk naar Frintrop in Duitsland was vertrokken. Johann is officier bij de infanterie in het Duitse leger. Hij is onderdeel van de Duitse opmars door België richting Frankrijk. Bij de grensovergang in Beaumont krijgen ze tegenstand van het Franse leger. De Duitsers verliezen hier 40 tanks; de Franse verliezen zijn nog vele malen hoger. Johann sneuvelt op 21 mei 1940 in de slag om Beaumont. Er zijn meerdere Artsen overleden als gevolg van oorlogsgeweld. Meer hierover in het verhaal Oorlog.

Chris Ardts uit Beugen overleed op 75-jarige leeftijd aan een ‘apoplexia cerebri’, ofwel een hersenbloeding. Ongetwijfeld zullen meerdere Artsen hieraan zijn overleden.

Ditzelfde geldt voor de doodsoorzaak van Godefrida Arts: kanker. Godefrida was geboren in Volkel en overleed in Erp aan ‘Carcinoma ventriculi’, ofwel maagkanker.

Dit was het verhaal over de verschillende doodsoorzaken van de Artsen door de eeuwen heen. Naast oorzaken als kanker of een hersenbloeding zijn er in het verleden ook veel Artsen overleden aan ziektes als dysenterie en tuberculose, maar ook aan oorlogsgeweld, allerlei ongelukken en zelfs aan ondervoeding.
Wil je zelf ook onderzoek doen naar doodsoorzaken in het verleden? Kijk dan eens naar de website van Yolanda Lippens: www.yory.nl. Hierop staat veel informatie over het doen van stamboomonderzoek. Er is een apart gedeelte met veel artikelen en links naar bronnen over het doen van onderzoek naar doodsoorzaken.