In dit verhaal beschrijf ik een Arts familietak die in de loop van de 19e eeuw in Den Bosch en later midden in Amsterdam terecht komt. Naast een aantal bijzondere familieverhalen, geef ik ook wat achtergrond over hoe de Artsen wonen en leven in de 19e eeuw in het centrum van Den Bosch en Amsterdam.
Joannes Arts (1763-1795), een zoon van Peter Arts (1717-1789) uit Sint Anthonis (zie het verhaal De herbergiers), trouwt in 1785 met Dresina Schonenberg, een naaister uit Grave. Ze gaan in Grave wonen.
Ze krijgen twee zonen (één overlijdt op jonge leeftijd). Kort daarna in 1794 vindt het beleg van Grave plaats door de Fransen. Vader Joannes overlijdt een jaar later. Moeder Dresina blijft als behoeftige (Indigente) weduwe achter met haar dan 9-jarige zoon Peter Antoon Arts (1786-1848).
Schonenberg, Dresina Meggelina. Indigente.
“In de 19e eeuw was het niet alleen op het platteland een arm bestaan. In de steden was het niet veel beter; wellicht zelfs slechter. Toch trokken sommigen van het platteland naar de stad om daar hun geluk te zoeken.
De familie in dit verhaal woont eerst in Grave (een grote en belangrijke garnizoensstad in de 17e en 18e eeuw). Later gaan ze naar Den Bosch (met rond 1840 zo’n 20.000 inwoners verreweg de grootste stad van Brabant). Tot slot wonen ze in Amsterdam (bijna 250.000 inwoners in 1850). In alle drie de steden wonen ze in het centrum in de armere stadsbuurten. De steden groeien snel in de loop van de 19e eeuw met alle problemen van dien.
Rond 1800 is een derde van alle Bosschenaren afhankelijk van bedeling. Rond 1850 komen de begrafeniskosten van 60% van alle begravenen op het Sint-Janskerkhof voor rekening van het armbestuur. Landelijk was dit percentage nog niet de helft hiervan. Velen gebruiken water van de rivier de Dieze, die dwars door de stad loopt, als drinkwater. Het water van de rivier dient tevens als riool en als reinigingsmiddel om de straten minder smerig te krijgen. Er waren dan ook vaak epidemieën die voor veel slachtoffers zorgden.
’s Hertogenbosch (1850-1860). BHIC archief).
In het centrum van Amsterdam worden er in 1810 gemiddeld twee zuigelingen per dag te vondeling gelegd. In 1815 is een derde deel van Amsterdam arm, terwijl dit landelijk 10% was. In 1817, een jaar met grote hongersnood, krijgt méér dan de helft van de Amsterdammers steun in de vorm van aardappelen en brood. Rond 1850 wonen er gemiddeld 5 personen in een huisje van maximaal 50 m2. Veel mensen sterven aan longontsteking, cholera, tyfus maar ook ondervoeding.”
Amsterdam (1842).Stadsarchief Amsterdam.
Peter Antoon trouwt in 1806 met de Amsterdamse Henrica Oomens. Het was een hele puzzel om de elf kinderen van Peter en Henrica in kaart te brengen. Er zijn missende aktes, fouten in aktes en ze worden in vier verschillende plaatsen geboren: Herpen, Sint Anthonis, Maasdriel en Den Bosch.
Tussen 1809 en 1822 wonen ze in Sint Anthonis waar zeven van hun elf kinderen worden geboren. Rond 1823 is Peter Antoon met zijn gezin in het centrum van Den Bosch gaan wonen. Eerst in de Molenstraat, daarna op de Markt en tot slot in de Uilenburg.
Uilenburg rond 1910. Stadsarchief Den Bosch.
“Geen tien voetstappen kan men doen, zonder een vuilnishoop te ontmoeten. Het vuilnis zou dagelijks weggehaald moeten worden, maar meestal gebeurde dat maar één keer in de week. De uitwaseming ervan moest, vooral in de zomer, hoogst nadelig zijn voor de gezondheid van deze dichtbevolkte buurt” (Een Bosschenaar over de Uilenburg, 1867).
In Den Bosch ben ik Peter Antoon als bakker, tapper en commissionair tegengekomen. Het gezin zal ongetwijfeld arm zijn geweest en moeite hebben gehad om te overleven. Zowel vader Peter Antoon als zijn dochter Margaretha zijn veroordeeld voor o.a. diefstal van voedsel en kleding. Het begint met een veroordeling in 1824 gevolgd door aanklachten in 1831, 1837, 1844 en 1845.
In 1824 wordt ‘Peter Antonie Arts beklaagd van het door zijne kinderen in de bestelhuizen doen rondbrengen van brieven aan onbekende personen geadresseerd en daar voor port vragen’. Zijn kinderen waren toen tussen de 2 en 15 jaar oud.
Aanklacht Peter Antonie Arts (1824).
Dochter Margaretha ‘oud 22 jaren geboren te Driel, wonende te Bosch, naaister’ wordt in 1844 beschuldigd van ‘diefstal van een stuk zijden mutsen lint’. Ze krijgt één maand gevangenisstraf gezien haar ‘jeugdige leeftijd en de opregte bekentenis’. Nog geen maand nadat ze uit de gevangenis komt, wordt ze opgepakt voor ‘diefstal van eenen omslagdoek’ en nu krijgt ze één jaar gevangenisstraf.
In 1845 wordt Peter Antoon (hij is dan 60 jaar) aangeklaagd voor de ‘diefstal van drie varkenshammen te ’s Bosch, uit de woning van den Spekslager’. Mede gezien zijn voorgeschiedenis is de straf fors; hij krijgt maar liefst vijf jaar gevangenisstraf.
Aanklacht Peter Antoon Arts (1845).
Peter Antoon overlijdt enkele jaren na deze veroordeling in 1848 in Hoorn ‘op het eiland’ en één aangever is een bewaarder. Met het eiland wordt het Oostereiland in Hoorn bedoeld.
Oostereiland rond 1800, toegeschreven aan Pieter Aartsz Blaauw (Westfries Museum).
“Het Oostereiland in Hoorn is een kunstmatig eiland dat tussen 1662 en 1665 werd aangelegd om de havencapaciteit te vergroten. Vanaf 1817 werd het gebruikt als bedelaarsgesticht. Van 1829 tot 1886 was het in gebruik als gevangenis (en zat Peter Antoon er gevangen). Daarna was het tot 1933 een rijkswerkinrichting en kreeg het de naam Krententuin.”
Peter Antoon en zijn dochter Margaretha waren niet de enige Artsen die in de loop van de 19e en 20e eeuw met de politie in aanraking zijn gekomen. Meer hierover in bij het verhaal Halt, Politie!
Kort nadat Peter Antoon in de gevangenis op het Oostereiland overlijdt gaan twee zoons in Amsterdam wonen. Zoon Godefridus Arts (1824-1856) dient eerst van 1843 tot 1849 bij het 2e regiment Dragonders. Een dragonder was een infanterist die zich ter paard verplaatste en te voet vocht.
Dragonder in 1843. Door Willem Staring (Nationaal Militair Museum).
Godefridus trouwt in 1849 met Catharina Ademmer. Zij was ventster en woonde met haar ouders in de Suikerbakkerssteeg in hartje Amsterdam. Godefridus komt bij haar en haar ouders inwonen. Een paar jaar later komt zijn broer Franciscus Arts (1820-1896) ook in deze buurt wonen. Franciscus trouwt in 1854 met de Amsterdamse bleekster Geertrui Faust.
De broers en hun gezinnen wonen o.a. in de Suikerbakkerssteeg en de Land van Beloftensteeg. Deze wijk heette de Duvelshoek (hier is nu Tuschinski).
De duvelshoek.
Sint Pieterssteeg (1906). Stadsarchief Amsterdam.
De volksschrijver Justus van Maurik zei over de Duvelshoek: “hier verblijft een zeer eigenaardig volkje, vroeger noemde men ze: waerden, gelagzetters, reizende kooplieden, marskamers, speelluiden, kabauwen….’ en ‘velen vonden hun bestaan als kleine logementhouders of kroegjesbazen; anderen door het drijven van handel in visch, fruit en allerlei consumptie-artikelen, weer anderen als waarzegsters en horoscooptrekkers, straatmuzikanten, orgelverhuurders of poppenkastvertooners.”
De broers en hun (klein)kinderen waren veelal sjouwer, stoker, stratenmaker en werkman. Maar ik vond ook andere zware beroepen als lijnwerker, gaswerker, betonwerker, stucadoor, smid, (scheeps)timmerman, olieman, havenarbeider, zeeman en grotevaart. Daarnaast kwam ik ook andere (soms typisch stadse) beroepen tegen als buffetchef en -juffrouw, kelner, winkelierster, verkoopster, koopman, venter, logementhouder, koetsier, lompenkoopman, kantoorbediende, incasseerder, handelsreiziger en Oost Indisch ambtenaar.
De drie zussen Johanna Arts (1894-1972), Maria Arts (1896-1993) en Margaretha Arts (1898-1994), kleindochters van Franciscus en Geertrui, hebben via hun man een relatie met Nederlands Indië. Johanna trouwt in 1916 met de handelsreiziger Cornelis Noé en hun eerste kind wordt in Batavia (nu Jakarta) geboren. Maria trouwt met de Oost-Indisch ambtenaar Antoine Carlier en zij krijgen kinderen in Palembang (Sumatra). Margaretha trouwt met King Theodoor Limm die uit Soerabaja (Java) kwam. Ze komen na een aantal jaar allemaal terug naar Amsterdam.
Tabaksplantage op Sumatra (~1890). Tropenmuseum.
De Artsen wonen dus in hartje Amsterdam in een echte stadsbuurt. Zo halverwege de 19e eeuw zullen de leefomstandigheden hier wel moeilijk zijn geweest. De eerste paar generaties Arts hadden in ieder geval een arm en zwaar bestaan. Dit blijkt vooral uit de overlijdensinschrijvingen.
De eerste drie kinderen van Franciscus en zijn vrouw Geertrui overlijden voordat ze twee jaar oud zijn. Hun vijfde kind overlijdt aan pneumonia duplex (dubbele longontsteking) als hij net 1 jaar oud is. Zelf overlijdt Franciscus aan marasmus (ondervoeding).
13/m, Pneumonia duplex. 76 j. 1820, marasmus senilis.
Ook twee kinderen van Godefridus en zijn vrouw Catharina overlijden in hun eerste twee jaar (eentje aan stuipen). Godefridus overlijdt als hij pas 32 jaar oud is in 1856 en zijn vrouw Catharina overlijdt op 47 jarige leeftijd aan ondervoeding. Hun twee overgebleven kinderen Maria Catharina Arts (1850-1905) en Godefridus Arts (1854-1936) zijn dan 25 en 21 jaar oud.
“Veel van de Amsterdamse Artsen overlijden in de 19e eeuw aan een gewone infectieziekte en/of ondervoeding. Voor de Artsen in Brabant was dit in die tijd niet anders. In het verhaal Doodsoorzaken wat meer inzicht in de verschillende doodsoorzaken van de Artsen tussen 1700 en 1950.”
Godefridus trouwt in 1876 met de ventster Hendrika (Ootje) Huis. Ootje werd geboren als dochter van een kleermaker en naaister in de Pietersteeg boven het logement Het wapen van Paderborn.
Hendrika ‘Ootje’ Huis (1854-1931).
Hun eerste kind wordt twee jaar voor hun huwelijk geboren in 1874. Godefridus is dan 20 en Ootje is dan 18 jaar oud. Hun vijftiende en laatste kind wordt 26 jaar later geboren in inmiddels de 20e eeuw. Vijf kinderen overlijden voordat ze drie jaar oud zijn (o.a. aan kroep), maar tien kinderen worden volwassen, trouwen en zorgen voor meer dan zeventig kleinkinderen.
De oudste zoon Godefridus Arts (1874-1933) gaat als 21-jarige een avondje op stap maar wordt ‘op verzoek der directie door drie agenten uit den Schouwburg Salon des Variétés in de Amstelstraat te Amsterdam gezet wegens ordeverstoring aldaar’.
Salon des Variétés (1840). Stadsarchief Amsterdam.
Godefridus trouwt later met Johanna Engelen en ze krijgen negen kinderen. Hun dochter Elisabeth Arts (uit 1899) emigreert in 1932 naar Amerika (zie het verhaal De emigranten).
Godefridus Arts (1874-1933) en Johanna Engelen (1879-1939).
Godefridus en Ootjes’ dochter Heintje Arts (1881-1942) trouwt met Gerhard Knetemann. Haar kleinzoon is de wielrenner Gerrie Knetemann (1951-2004). Hij wint o.a. twee keer de Amstel Gold Race. Daarnaast wordt hij wereldkampioen op de weg in 1978.
Meerdere kleinzonen van Godefridus en Ootje werden tijdens WOII in Duitsland krijgsgevangen of tewerkgesteld. Johannes Arts (1919-1983) trouwt in 1937 met Rachel Rine. Johannes dient in het 3e grensbataljon, wordt in mei 1940 krijgsgevangen genomen en zit vast in Kamp Stargard. Later in 1940 scheiden Johannes en Rachel. Rachel is Joods, wordt gearresteerd en overlijdt in 1942 in Auschwitz.
Kamp Stargard bij Szczecin (Polen). Wikimedia Commons.
De drie zonen Fridus, Joop en Wim van het echtpaar Joseph Arts (1893-1981) en Alberta Dijkstra (zie foto’s) worden alle drie tewerkgesteld. Ze werken o.a. bij de NSKK in Berlijn, Reichsautobahn bij Frankfurt am Main en AG Westfalen in Bogholt. Meer informatie over Artsen uit Amsterdam tijdens de Tweede Wereldoorlog is te vinden in het verhaal Oorlog.
Joseph Arts(1893-1981).
Alberta Dijkstra(1895-1932).
Tewerkstellingsdocument van Joop Arts (1915-1990).
Dit was in het kort het bijzondere verhaal van een Arts familietak die in de grote steden terecht kwam. Ze hadden veelal zware beroepen en woonden in de 19e eeuw in moeilijke omstandigheden in de armere stadsbuurten.